Maria Catharina Swanenburg, geboren op 9 september 1839 aan de Langegracht 105 te Leiden, was een populaire vrouw in haar stad. Ze was afkomstig uit een van de arme wijken van Leiden, maar ondanks dat ze het zelf niet breed had, zorgde ze ook voor de oude en zieke bewoners van de stad. Zo kwam ze aan haar bijnaam: ‘Goeie Mie’. Dat ze daarnaast ook een van de bekendste vrouwelijke seriemoordenaars ter wereld is en in het Guinness Book of Records staat als ‘grootste gifmengster aller tijden’, was iets wat niemand in die tijd had zien aankomen.
Het Leiden van de 19e eeuw was niet zo welvarend als het Leiden zoals we haar nu kennen. Er heerste veel armoede in de stad en in 1866 brak de Cholera-epidemie uit, die vele inwoners het leven heeft gekost. Maria Swanenburg, die niet alleen voor de oudere, zieke en arme bewoners van de stad zorgde, maar ook op de kinderen paste en zelfs behulpzaam was bij het afsluiten van begrafenisverzekeringen, werd daarom als reddende engel en als lichtpuntje in het donker gezien. De inwoners van Leiden noemde Maria daarom ‘Goeie Mie’. Dat rondom deze lieve, behulpzame vrouw steeds meer mensen stierven, viel echter niemand op.
Het is ergens rond het jaar 1880 als Maria Swanenburg begint met het stelselmatig vergiftigen van haar medemensen. Dit bleef lange tijd onopgemerkt. Marie had dit, naast aan haar goede reputatie, ook te danken aan het feit dat het in die tijd niet gek was dat men niet zo oud werd. Daarnaast werd doorgaans niet erg grondig naar de doodsoorzaak van de slachtoffers gekeken, want Maria had altijd wel een verhaal achter de hand om nieuwsgierige dokters uit haar buurt te houden. Hierdoor was zij in staat om zeker 27 dodelijke slachtoffers te maken door hen te vergiftigen met arseen poeder. Dit agressieve gif zorgt ervoor dat men gaat braken, diarree krijgt die dagen kan aanhouden en dat organen als de maag, darmen en hersenen ernstig beschadigen. De meeste slachtoffer stierven dan ook aan uitdroging of aan het uitvallen van één of meerdere organen. Het poeder haalde Maria bij verschillende drogisterijen met als reden dat zij dit nodig had om het ongedierte uit haar huis te houden. Dat ze met ‘ongedierte’ haar buurtbewoners en zelfs haar eigen familie bedoelde, had niemand door.
Wat haar motief betrof, ging het Maria simpelweg om geld. Door, soms zelfs zonder dat haar slachtoffers het wisten, verzekeringen op hun leven af te sluiten en hen tot hun dood bij te staan, was Maria in staat om in totaal bijna 3000 gulden aan verzekeringsgeld te verdienen, wat voor die tijd een gigantisch bedrag was.
In 1883 gaat het voor Maria echter toch mis als zij probeert om het gezin van haar schoonzus Frankhuizen, inclusief een buurmeisje, te vergiftigen. Hoewel niet alle beoogde slachtoffers komen te overlijden, zorgde het feit dat drie leden van dezelfde familie tegelijkertijd stierven voor argwaan. Daarnaast had een onderbuurvrouw Maria het huis van de Frankhuizen zien binnendringen en klaagde een van de slachtoffers over vies smakende gortepap. Als tijdens de autopsie vervolgens vergiftiging wordt vermoed, wordt een uitgebreid onderzoek gestart. Hierbij worden zelfs dertien andere lijken opgegraven, iets wat voor die tijd zeer uitzonderlijk was. Deze lijken bleken zo veel arseen te bevatten, dat zelfs de grond waarin zij begraven waren ermee vergiftigd was.
Er wordt verder onderzoek gedaan en al snel komt men erachter dat Maria bij iedere moord het geld van de verzekering heeft geïnd die zij voor de vergiftiging op haar slachtoffers had afgesloten. Daarnaast had Maria de verzekeringspapieren van de Frankhuizens op zak op het moment van de drievoudige moord, waarmee de vermoedens worden bevestigd. Op 15 december 1883 wordt ‘Goeie Mie’ gearresteerd door politiecorpsleider Pieter Schreuder en start wat toen het ‘proces van de eeuw’ werd genoemd, die zowel in binnen- als buitenland vol afschuw werd gevolgd. De zaak wordt op 23 en 24 april 1885 behandeld door het Gerechtshof in Den Haag. Hoewel Maria de eerste moorden bekend heeft, bleek in de rechtbank geen greintje schuldgevoel. De enige woorden die Maria sprak, waren: ‘Alsjeblieft een genadige straf’. Zelfs haar advocaat C.A. Vaillant stelde daarom dat er nooit een “grooter onmensch op de bank der beschuldiging” had gezeten. Op 1 mei 1885 wordt Maria veroordeeld tot een levenslange tuchthuisstraf, die zij voor het grootste deel zal uitzitten in de vrouwengevangenis van Gorinchem.
In 1915 overlijdt Maria Catharina Swanenburg, beter bekend als ‘Goeie Mie’ en de ‘Leidse Gifmengster’ in de gevangenis. Voor zover bekend vermoorde zij in elk geval 27 mensen, maar Maria wordt ervan verdacht in totaal meer dan 102 slachtoffers te hebben gemaakt. Alles wat ze daarvoor nodig had? Slechts de juiste dosis arseen poeder en een goede reputatie…
Bronnen:
‘Goeie Mie’ (1839-1915) – Gifmengster uit Leiden | Historiek
Mysterie: Dit is het echte verhaal van Goeie Mie – indebuurt Leiden