Twee recente onderzoeken hebben laten zien dat ook de Nederlandse universiteiten niet gevrijwaard blijken te zijn van #MeToo gedrag en ander machtsmisbruik. Zoals bekend, werd in dit verband in het NRC uitgebreid aandacht besteed aan de al zeker 15 jaar lang voortslepende affaire rond de hoogleraar arbeidsrecht B. bij de UvA. Wat mij hierbij in het bijzonder opviel, en ook wel shockeerde – ik zal niet de enige zijn – is dat het machtsmisbruik nu juist plaatsvond bij een rechtenfaculteit. Schiet de rechtswetenschap haar doel niet voorbij als sommige van haar beoefenaren zich zelf gedurende lange tijd ongestraft schuldig maken aan het veroorzaken van onrecht?
Oprah Winfrey’s wijsheid
Laat ik beginnen met te stellen dat het naar mijn idee weinig zin heeft om nog meer kritische pijlen af te vuren op deze ene hoogleraar. Ik moet in dit verband even denken aan de mooie actie van Oprah Winfrey toen zij de twee mannen die Michael Jackson mogelijk seksueel zou hebben misbruikt op televisie nog een keer interviewde: zij maakte duidelijk dat zij juist niet de aandacht op de persoon van Jackson wilde richten, maar dat zij de wereld een spiegel wilde voorhouden. Zo groots denk ik niet, maar toch heb ik wel iets vergelijkbaars in gedachte.
Objectieve wetenschap
Het is namelijk veel zinvoller om te kijken of er in algemene zin redenen zijn aan te wijzen waarom er bij wetenschappers – en juristen of criminologen in het bijzonder – machtsmisbruik zou kunnen ontstaan. Ik denk dat de nog steeds heersende opvatting in de wetenschap dat een onderzoeker een gepaste objectieve afstand moet innemen tot zijn onderzoeksterrein hierbij een wezenlijke rol zou kunnen spelen. Wat de rechtswetenschap en de criminologie betreft, zou die afstandelijke benadering er voor hebben kunnen zorgen dat het onrecht in de wereld en de aanpak daarvan a priori buiten hun eigen werkomgeving wordt gezocht, in de wereld buiten de faculteit.Weinigen zullen geneigd zijn om crimineel gedrag te gaan zoeken op de plek waar men juist de oorzaken van criminaliteit probeert te doorgronden via onderzoek en onderwijs.
Tweedeling in het leven
Er is wellicht iets te gemakkelijk aangenomen dat wetenschappers zich ook altijd gedragen volgens de objectieve principes van de door hen beoefende wetenschap. De Poolse filosoof Henryk Skolminowski heeft er op gewezen dat de objectieve benadering van het leven niet aangeboren is en geleidelijk aan kunstmatig aangeleerd moet worden. Oorspronkelijk bezitten we volgens hem allemaal een participerende geest. De Engelse bioloog Rupert Sheldrake heeft er op gewezen dat wetenschappers in de regel alleen gedurende hun werktijd de objective principes van hun wetenschap aanhangen, maar in de avonduren, het weekend en tijdens hun vakanties volgens hele andere, subjectieve principes leven. Skolminowski zou zeggen dat ze dan weer voor even terugkeren naar hun oorsprong: leven vanuit de participerende geest. De recente onderzoeken bij de Nederlandse universiteiten hebben laten zien dat het nog niet zo eenvoudig blijkt te zijn om die twee leefwerelden goed te blijven scheiden.
De groei van de informelere sfeer
Natuurlijk is het zo dat het onderlinge contact – tussen de wetenschappers onderling en tussen de docenten en studenten – binnen de faculteitsmuren de laatste decennia steeds informeler is geworden. Er worden tegenwoordig tal van uitjes, borrels en studiereizen georganiseerd ter verbetering van de onderlinge omgang en communicatie. Maar ondanks dat blijft toch het uitgangspunt bestaan dat de persoonlijke, subjectieve sfeer en het ‘meer serieuze’ wetenschappelijke onderwijs en onderzoek goed van elkaar moet worden blijven onderscheiden. Voor sommigen zal het echter moeilijk zijn om op de juiste momenten de objectieve, afstandelijke instelling van de wetenschapsbeoefening in acht te blijven nemen. We zijn en blijven tenslotte allemaal mensen van vlees en bloed.
De focus op het geschreven recht
Bij de rechtswetenschap speelt wat dit betreft nog iets bijzonders een rol: de focus ligt daarbij toch vooral op het geschreven recht: het recht met als uitgangspunt een steeds ingewikkelder wordend stelsel van regels neergelegd in tal van wetboeken, waarbij de rechtswetenschapper de taak heeft de complexiteit van dit stelsel te onderzoeken en onderwijzen. Het fenomeen van recht wordt daarmee – in ieder geval in eerste instantie – buiten onszelf geplaatst, losgekoppeld van onze persoonlijke, innerlijke beleving.
Innerlijke rechtsbeleving en het beeld
Als je kijkt naar de geschiedenis van het recht, dan is uiteraard het proces van codificatie, dat ooit in Romeinse tijd goed van de grond kwam, belangrijk en waardevol geweest. Maar we moeten niet vergeten dat daaraan voorafgaand in een nog veel langere periode het ongeschreven recht de dienst heeft uitgemaakt – een periode waarin dus de innerlijke rechtsbeleving centraal stond of wat tegenwoordig wordt aangeduid als het rechtsgevoel. Ook historisch gezien was er eerst het gevoel en later pas het verstand. Analoog hieraan ontstond eerst een beeld van het recht en kwamen pas heel veel later de woorden van de vastgelegde rechtsregels. Iedereen kent het beeld van Vrouwe Justitia: het stamt weliswaar ook uit de Romeinse cultuur, maar heeft een lange geschiedenis van voorgangers, waaronder de Griekse godin Themis en de Egyptische godin Maat. (Voor de geïnteresseerden: een paar jaar geleden heb ik aan dit thema een (Engelstalige) blog gewijd op Leiden Law Blog.)
De Gulden Regel
De Engelse godsdiensthistoricus Karen Armstrong heeft een aantal jaren geleden betoogd dat de essentie van alle religies neerkomt op de toepassing van de Gulden Regel: behandel anderen zoals je wilt dat anderen jou behandelen. Volgens mij drukt dit ook de kern uit van de oorspronkelijke geest van het recht, en is dit het fundament van de innerlijke rechtsbeleving waarop alle latere geschreven rechtsregels en wetboeken zijn gebouwd. (Ook hieraan heb ik al eerder een blog gewijd.) Niet toevallig is dit ook de participerende geest – waar we eerder over spraken en waarin het beginsel van wederkerigheid een vanzelfsprekendheid is.
Natuurlijk kan deze Gulden Regel in de dagelijkse praktijk van rechtswetenschap – onder de druk van onderwijs, onderzoek, competitie en publicatieplicht – gemakkelijk uit het zicht raken. Maar wanneer een collectief besef hiervan als basis van het recht ontbreekt, dan is het goed denkbaar dat daardoor – waarschijnlijk onbedoeld – ruimte wordt geboden voor het ontstaan van allerlei vormen van machtsmisbruik.